Het verhaal van Jezus over de ‘verloren zoon’ (*). Eén ding staat daarin bovenaan. Dat is niet de zoon, niet zijn besluit om terug te keren, ook niet de houding van de oudste zoon. Maar dat is de vader. Wat er in zijn hart was voor die jongen. Hoe dat voor hem brandde. Hoe hij hem miste.
Elke dag stond hij naar hem uit te kijken. Hij kon hem maar niet uit zijn gedachten bannen. Er was veel te doen, er waren veel dingen om aan te denken. Maar hij kon het niet laten, aan de jongen te denken. Waar was hij? Hoe ging het met hem? Kwam hij nog niet terug?
Want van één ding was hij zeker: de jongen zou terugkomen. Dat zei zijn liefde hem. De jongen zou zeker ontdekken hoe het was, om zijn vader te missen, diens zorg, zijn aanwezigheid, zijn hart.
Wat anders dan aardappelschillen!
De vader - elke dag waren zijn gedachten met de jongen meegegaan. Had hij om hem geleden. Had hij bedacht wat hij zou doen, als hij terugkwam. Elke dag stond hij en keek hij naar hem uit, elke dag weer. En... hij kwam, de zoon!
Hij was zijn vader niet vergeten. Hoe het was, om bij hem te zijn. Zijn aanwezigheid te ervaren, zelfs als je hem niet altijd zag, niet zag waarmee hij bezig was. Zijn aanwezigheid gaf zoveel rust, vastheid! Wat merkte je het, hoe heel zijn liefde er toch altijd was. Dat was wel wat anders dan aardappelschillen voor de varkens te eten... die hem zelfs niet eens gegeven werden... (1) Hij ging!
Al voortsloffend overlegde hij bij zichzelf wat hij zou zeggen tegen zijn vader. Eigenlijk had hij niets te zeggen. Het enige was: ‘Vader, ik heb gezondigd, eigenlijk tegen iedereen, maar het meest tegen u. Laat mij bij u mogen zijn. Al is het maar als één van de knechts. Als ik maar bij u zijn mag! Want wat is het leven zonder u!’ (2)
Gevonden!
Zo klinkt het verhaal van elke zoon die het misschien niet meer weet, op afwijkende wegen terecht is gekomen, misschien gebotst heeft met de Vader of simpelweg andere aantrekkelijkheden heeft gevolgd. Maar ook elke zoon (of dochter) mag het zeggen: Ik zal opstaan en naar mijn Vader gaan!
Zijn vader zag hem al van verre. Hij liep hem tegemoet, omhelsde hem (3) en het werd feest! Voor iedereen! (4) Maar het meest voor de Vader. Want zijn zoon hier was dood en was weer levend geworden, hij was verloren, maar weer gevonden! (5)
Ik zal opstaan en naar mijn Vader gaan! (Lucas 15:18a)
Print hier uit ...
|
Uit de Bijbel:
(*) Lees: Lucas 15:11-32.
(1) Lucas 15:16.
En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, doch niemand gaf ze hem.
(2) Lucas 15:18-19.
Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u, ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden; stel mij gelijk met één van uw dagloners.
(3) Lucas 15:20.
... En toen hij nog veraf was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. En hij liep hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem.
(4) Lucas 15:22-23.
Maar de vader zei tegen zijn knechts: Brengt vlug het beste kleed hier en trekt het hem aan en doet hem een ring aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten ... en laten wij een feestmaal hebben.
(5) Lucas 15:24.
Want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen feest te vieren.
|