Job was een geliefde van God. God was trots op hem. Toen op een dag de satan voor zijn troon kwam - wat hij nu, sinds Jezus, niet meer kan - zei Hij tegen hem: ‘Heb je mijn knecht Job gezien?’ (1). Zo van: ‘Zie je dat je op hem geen vat hebt?’ Met die woorden had God een doel.
‘Mijn knecht,’ zei God - een eretitel in de Bijbel. Ook Jezus wordt daarmee aangeduid en Mozes en David en anderen die God toegewijd waren. ‘Mijn knecht Job’ - en God voegde eraan toe: ... niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende (= afstand houdende) van het kwaad (1). Wat een getuigenis! Niet leuk voor de duivel!
‘Ja, kunst!’ zei die, ‘dat doet hij toch niet voor niets! Kijk eens hoe U hem hebt gezegend. Maar neem hem alles af, dan zult U eens wat zien!’ - We weten wat er toen gebeurde.
Job verloor al zijn bezit, in korte tijd. Hij had niets meer. Zijn kinderen kwamen om en zelf kreeg Hij over heel zijn lichaam vreselijke zweren en moest hij zich, zittend in de as van zijn bestaan, voortdurend met een potscherf krabben. Hij kwam in grote nood en begreep niets meer van God. De grote strijd om Job was ontbrand!
Die tijd was nu voorbij
Want hoe zag Job God nú? Bleef Hij voor hem dezelfde? En wat had God op het oog?
Wat Job niet wist, was dat God zich over hem verheugde en juist daarom hem verder wilde brengen. Van het God kennen op-een-afstand, van het weten over God (6), naar het Hem persoonlijk kennen. En natuurlijk wist hij ook niet dat de satan ondanks zichzelf daaraan moest meewerken en daardoor in zijn eigen val zou lopen.
Job was een integer man. Altijd was hij erop gericht geweest, te maken dat God tevreden over hem zou zijn en hem daarom zou zegenen (2). Die tijd, vond God, was nu voorbij. Dat is het geloof van een kind. God wilde hem geestelijk volwassen laten worden, net als ons, en hem in een persoonlijke relatie tot zichzelf brengen, een relatie van wederzijdse liefde.
De discussies met zijn vrienden brachten hem daarin niet verder. Zij kenden God niet, maar schreven Hem en Job-zelf onware dingen toe (3), geïnspireerd vanuit de mens en vanuit het rijk der duisternis (4).
Onze kijk op God
Toen, midden in Jobs ellende, kwam voor hem de grote ommekeer. Elihu ging spreken, in wie we de persoon van Jezus herkennen. Zijn onderwijzing over Gods stem en over zonde en verlossing (5) bereidde Job voor op wat daarna gebeurde. Toen God op indrukwekkende wijze tot hem sprak en hem ter verantwoording riep voor al zijn aanmatigende woorden tegenover zijn vrienden. Job zag het in.
Hij moest erkennen: ‘Ik heb U nooit echt gekend: ... Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd.’ Hij had God ontmoet (6). En voor hem veranderde alles!
Hoe is onze kijk op God? Wazig? Onvolledig? Geestelijk onvolgroeid? Soms leidt Hij ons door diepten heen, om dit zichtbaar te laten worden en ons ertoe te brengen, om te roepen om zijn licht en waarheid (7).
Opdat Hij ons kan brengen op de hoogten van het zien van God (8). En van het horen van zijn stem, diep in ons hart, als Hij daar tot ons spreekt. En tot dat grenzeloze, eenvoudige vertrouwen in Hem, waarvan het eindpunt heerlijkheid is (9), zijn bestemming voor zijn geliefden, voor Job, voor ons...
Print hier uit ...
|
Uit de Bijbel:
(1) Job 1:8.
Toen zei de HEER tegen de satan: Heb je ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende (= afstand houdende - AvdS) van het kwaad.
(2) Job 35:1-3.
... Elihu ... zei: Houd je dat voor recht, en noem je dat: mijn gerechtigheid tegenover God, dat je zegt, wat baat het u? ...
(3) Job 34:7-9.
Wie is een man als Job, die godslastering indrinkt als water, die ... omgang heeft met goddeloze lieden?
(4) Job 4:1, 12-15 e.v..
... Elifaz (één van Jobs vrienden - AvdS) ... zei ...: Een woord drong heimelijk tot mij door, en mijn oor ving het gefluister daarvan op tijdens overpeinzingen, na nachtgezichten, ... Daar gleed een geest mij voorbij, ...
(5) Job 33:23-24.
(Elihu kondigt voor een mens de redding door Jezus aan: - AvdS) Indien een engel (= een personificatie van Jezus - AvdS) hem (= die mens - AvdS) terzijde staat, een voorspraak, één uit duizend, om een mens zijn onschuld te kennen te geven, dan zal Hij (= God - AvdS) zich over hem erbarmen en zeggen: Bevrijd hem, ..., de losprijs heb Ik verkregen!
(6) Job 42:3, 5-6.
... ik verkondigde dingen, zonder inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep. Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd. Daarom herroep ik en doe boete in stof en as.
(7) Psalm 43:3.
Zend uw licht en uw waarheid; mogen die mij geleiden, ...
Zie ook: ‘Dan zal ik zien en weten!‘ (LH-098).
(8) Psalm 18:33-34.
Die God, ..., die mijn voeten maakt als die van de hinden en mij op mijn hoogten doet staan.
(9) 2 Korintiërs 4:17-18.
... de lichte last van de verdrukking ... bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid ...
|