Demonen, vijanden van God en mensen (1)
Serie ‘Demonen’
1. DEMONEN, VIJANDEN VAN GOD EN MENSEN
door Arie van der Stoep
Je hoort nogal eens praten over bevrijding en over demonen. Dat vinden we vaak eng. Het opent voor ons een wereld die we niet of onvoldoende kennen en waarvoor we bang zijn. Onze denkbeelden erover zijn dan meestal vaag en het liefst doen we dit onderwerp af met: 'Daar houd ik me maar liever buiten,' of: 'Daar heb ik als christen gelukkig niks mee te maken.' Is dat juist? Of heeft de Heer Jezus daar iets anders over gezegd? In Marcus 16:17 zegt Hij over de gelovigen: 'In mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven.' Dat juist Híj dit zei, maakt het belangrijk om er aandacht aan te besteden. En als we Hem kennen, behoeven we er dus ook niet bang voor te zijn.
Eén van de heerlijke dingen in het leven met Jezus is dat niet meer het rijk der duisternis het laatste woord heeft, maar dat wij er recht op hebben de kracht van zijn Koninkrijk in ons leven te ervaren. 'Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde' (Kolossenzen 1:13). Door zijn kracht en die van de Heilige Geest kan elke invloed van de boze in ons leven teniet gedaan worden. Daarin wil God ons voor elkaar gebruiken. Maar wat is dan dat rijk der duisternis, wat zijn demonen?
Wat zijn demonen?
Uit de tekst uit Kolossenzen blijkt al dat er twee geestelijke rijken bestaan: het Koninkrijk van God en het rijk van de duisternis. In het ene is God koning, in het andere heeft de duivel, de satan, de leiding. Die twee rijken staan tegenover elkaar, ja, ze voeren zelfs voortdurend oorlog met elkaar (Openbaring 12:7-9). En of je het nu wilt of niet, in die oorlog zijn wij betrokken. Hoe zijn die twee rijken ontstaan?
In het begin schiep God de hemel (de onzichtbare, geestelijke wereld) en de aarde (de zichtbare wereld). Alles was mooi en goed geschapen. Maar daar kwam de klad in. Tot die geestelijke wereld behoorden engelen. Die hadden allerlei taken en voerden Gods bevelen uit. Zij deden dat onder leiding van hogere engelen die daartoe macht en verantwoordelijkheid van God hadden gekregen. Eén van de allermachtigste en mooiste engelen die er waren, kwam echter tegen God in opstand: hij wilde zelf als God zijn. En in die opstand sleepte hij een groot aantal engelen mee, die hem bleven dienen. Zo ontstond het rijk van de duisternis. Want alles wat zich tegen God verzet, wat dus zondigt, is niet meer in het licht, maar in de duisternis. Voortaan werd die machtige, gevallen engel niet meer morgenster genoemd (Jesaja 14:12-14), maar duivel (dat is: aanklager, kwaadspreker.) of satan (dat is: tegenstander, lasteraar). En zijn dienaren werden boze geesten of demonen genoemd. Deze toestand had een belangrijk gevolg.
De mens onder vuur
God had al zijn engelen met een bepaalde invloed of macht en met kwaliteiten geschapen. En nu een deel van hen van God afgevallen was, gingen ze die niet meer ten goede gebruiken, zoals God het bedoeld had, maar ten kwade. Met het doel te trachten de plaats van God en zijn engelen in te nemen en alles onder hun eigen heerschappij te krijgen. Daarom keren de duivel en zijn demonen zich tegen alles wat aan God toebehoort. Toen God de mens had geschapen, kwam de satan dan ook ogenblikkelijk in actie om te trachten hem te beschadigen en macht over hem te krijgen en hem in zijn eigen kamp te lokken. En dat lukte! De mens luisterde in het paradijs naar de satan. En hij doet dat nog steeds! Met als gevolg dat dood en verderf in het leven van ons, mensen, en in de natuur hun intrede deden (Genesis 3:17-19): heel de aarde en de rest van de zichtbare wereld kwamen onder de vloek en daarmee onder de invloed van het rijk van de duisternis.
Tegenactie
Gelukkig kwam Jezus naar de aarde om die macht van de duivel te verbreken, door in onze plaats de zonde, onze afkeer van God, te dragen (1 Johannes 3:8). Daardoor gaan wij niet verloren, als wij ons bekeren tot God, onze zonden belijden en Jezus' offer aannemen, maar ontvangen we eeuwig leven. Daardoor komen we tevens weer onder de heerschappij van God. Daaruit blijkt wel hoe belangrijk het is dat we Hem blijven gehoorzamen. Ongehoorzaamheid brengt ons immers in aanraking met het rijk van de satan (1 Samuel 15:23).
Er is één maar: God besloot bij het naar de hemel gaan van Jezus ons, als zijn discipelen, de taak te geven om zijn werk voort te zetten en ons de dingen te laten doen die Hij deed. Ons gaf Hij de opdracht om mensen het Evangelie te brengen en hen te genezen en te bevrijden van de invloed van de zonde en de overheersing door het rijk van de duisternis, dus van de satan en zijn demonen (Marcus 16:15-20). Maar wij zijn vaak nog zo bang of onwetend!
Wat doen demonen?
Het zal duidelijk zijn, dat demonen geen onpersoonlijke, vage krachten zijn of gevoelens of iets dergelijks. Het zijn gevallen engelen, geestelijke wezens die een wil, karakter, verstand en gevoelens hebben (Jakobus 2:19). Zij staan onder leiding van de satan en omdat zij God haten, haten zij ook de mens, die naar Gods beeld geschapen is. Door de mens kwaad te doen en als het kan te vernietigen, hopen zij God kwaad te kunnen doen en zijn macht en heerlijkheid af te breken. En zo zijn we midden in de oorlog beland.
Want God wil het goede bewerken en de mens, van wie Hij houdt, redden van de zonde en de gevolgen ervan. Maar de satan en zijn dienaren werken dat tegen en willen hem juist buiten Gods invloedssfeer brengen en houden. En als dat niet helemaal lukt, dan maar ten dele. Daarom zullen ze trachten om niet alleen ongelovigen, maar ook gelovigen te kwellen, vast te houden in zonden of verkeerde gewoonten of hen zelfs in hun macht te krijgen of te houden. Hoe ze dat doen en wat Gods antwoord daarop is, daarover gaat het de volgende keer. Want God wil niet dat we eronder liggen of in angst leven.
Dit artikel werd in 1997 gepubliceerd in het gemeenteblad van de toenmalige Rafaël-gemeente van Waddinxveen.
Ga hier naar het volgende artikel: Demonen en hun activiteiten.
Ga hier terug naar de pagina Artikelenserie Demonen.
Ga hier terug naar de Homepagina.