Heil
Heil
* Heil = heelheid, redding, verlossing, heelmaking, volmaakt making.
God geeft heil. Hij brengt je dus vanuit een toestand van reddeloosheid, verlorenheid, kapot of verwond zijn in een toestand waarin je gered en genezen (heel) bent, waarin je helemaal van Hem bent en waarin je het doel van je leven bereikt. Dat is Gods heil. Net als genade, brengt heil je thuis!
'Jezus' betekent: God is heil (redding)! In Jezus kwam God heel persoonlijk naar de aarde als ons heil, als onze redding. God is ons heil, onze redding! Dat wordt zichtbaar in wie Jezus was en in wat Hij deed. De naam van Jezus was (en is!) dus een proclamatie van wat God door Hem kwam doen: redding brengen van de zonde en de eeuwige ondergang, genezing/heling brengen voor de totale mens, bevrijding geven uit de macht van de duisternis, deelgeven aan de eeuwige vreugde en heerlijkheid, je tot het doel van je leven brengen.
Jesaja 12:2. Zie, God is mijn heil (= God is zelf mijn redding, mijn verlossing, mijn hulp, mijn heling, mijn volmaking. - Dit alles berust dus in God! Wie Hem heeft, heeft dit alles! - AvdS), ik vertrouw en vrees niet, want mijn sterkte en mijn psalm is de HEER HEER, en Hij is mij tot heil geweest (= geweest tot ..... - [vul zelf in] - AvdS).
Je kunt 'heil' ook nog anders omschrijven, namelijk vanuit wat je ervaart, wanneer je Hem persoonlijk ontmoet.
Heil is dan de warmte die Hij naar je toe uitstraalt, de liefde waarmee Hij je omringt, zijn spreken in de intimiteit van de omgang met Hem, de reddende hand die Hij naar je heeft uitgestoken, om te voorzien in wat je nodig hebt, en het is het perspectief van een toekomst die elk voorstellingsvermogen te boven gaat. Dat is heil ook!
Hij geeft je dat op het moment, dat je Hem zoekt, bij Hem bent. Maar in de rest van je dagelijkse leven werkt dat door.