Heerlijkheid, heerlijk
Heerlijkheid, heerlijk
* Heerlijkheid = verhevenheid, glans, majesteit, uitmuntendheid,
grootheid, pracht, schoonheid.
* Heerlijkheid = majesteitelijke glans.
Heerlijkheid komt van het woord 'heer'. In vroegere eeuwen was dat de aanduiding van de eigenaar van een bepaald grondgebied. Dat gebied heette een 'heerlijkheid'. Die heerlijkheid had een naam. Hij was dus de heer van bijvoorbeeld de heerlijkheid Bredevoort. Bij dat grondgebied behoorden ook het vee, de paarden, de mensen (behalve de 'vrijen'), de huizen, enzovoort. De heer was eigenaar en bestuurder van dat alles. Hij bezat ook één of meerdere 'woningen' (kastelen), dienaren, krijgsknechten en bepaalde rechten en bevoegdheden. Ook dat behoorde tot zijn heerlijkheid = tot zijn rechtsgebied. En aan dat alles was macht en invloed verbonden.
De heer straalde dus een bepaalde mate van grootheid, macht en eer uit. Die werd zichtbaar in de wijze waarop hij zichzelf kleedde, de dienaren waarmee hij zich omringde, de wijze waarop hij ook hen kleedde, de aankleding van zijn 'woning' en de rijkdom die hij tentoonspreidde, zijn paarden en krijgslieden, enzovoort.
Zo groeide langzamerhand deze uitstraling of glans van grootheid, macht, invloed, eer en rijkdom uit tot de betekenis van het woord 'heerlijkheid'. Dit is de betekenis die we er in de Bijbel aan moeten geven.
De heerlijkheid van God is dus een onmetelijk grote heerlijkheid. Die omvat zijn hele schepping, zijn daden van verlossing, de menigte en glans van zijn dienaren (zijn engelen) en de enorme omvang van de schare van verloste mensen, die Hij bovendien tot zijn zonen maakte.
De heerlijkheid van Jezus is dat Hij door zijn Vader werd verheven, om deel te hebben aan Gods troon (Hebreeën 1:13; Efeziërs 1:19-23). Hij kreeg de naam boven alle naam (Filippenzen 2:9-11), d.w.z. de naam van God.
Het bijzondere is dat, als wij als discipelen van Jezus volharden in het geloof in Hem, wij met Hem zullen mogen delen in de heerlijkheid die God Hem heeft gegeven (Romeinen 8:17; Openbaring 3:21).
In onze tijd wordt het woord 'heerlijkheid'ook gebruikt voor andere dingen. We hebben het bijvoorbeeld over 'heerlijk' eten en zeggen: 'Wat een heerlijkheid (= wat lekker)!' Eigenlijk kon je zo het rijke en smakelijke voedsel aanduiden dat de heer door zijn rijkdom placht te gebruiken. Maar dit gebruik van het woord door ons heeft niets met het woord 'heerlijkheid' te maken dat je in bijbelteksten tegenkomt.
* Heerlijk = (in de Bijbel) verheven, vol glans, vol majesteit, groot.