Gerechtigheid
Gerechtigheid
* Gerechtigheid = rechtdoen;
= het doen van wat recht is;
= daad (daden) van recht.
* Gerechtigheid = handelen overeenkomstig het recht (overeenkomstig
Gods recht).
Gerechtigheid doen is dus: recht doen geschieden.
In de Bijbel is gerechtigheid: doen wat volgens Gods recht juist is.
En dat recht dat van God uit voor ons geldt, is: redding, verlossing, bevrijding, vergeving, genezing, hulp. Lees: Jesaja 42:1, 3-4, 6-7. Hij houdt zich aan dat recht en wil dat wij dat ook laten gelden (voor elkaar en de wereld om ons heen).
In de Bijbel is degene die gerechtigheid doet, iemand die Gods recht laat gelden. Hij/zij handelt dus zoals God het wil en dat zelf ook doet.
Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechigheid gerekend. God beschouwde zijn geloof in Gods woorden als een daad van redding. En inderdaad, door God te geloven maakte hij dat God via hem de Redder van de wereld geboren kon laten worden.
Onrecht is dus: niet handelen overeenkomstig Gods recht. Wie onrecht doet, doet dus het kwade. Dat kwade is ten nadele van de naaste.
Verdere aantekeningen over dit onderwerp:
Gerechtigheid = dingen, relaties, etc. herstellen, dingen op z'n plaats brengen.
Gerechtigheid = recht trekken wat scheef getrokken was (bijvoorbeeld onze relatie met God).
Gerechtigheid is ook: een leven leven met God, voor God en uit God.
Gerechtigheid is ook: een daad (van God of van ons) die leven brengt.