Moeilijke woorden in de Bijbel
Voor een moeilijk woord in de Bijbel een begrijpelijker woord vinden?
Kijk in de lijst hieronder! Zijn er meerdere betekenissen,
kies er dan één van.
Staat een moeilijk woord er nog niet bij?
Vraag ernaar via het contactvernster op de pagina Contact.
Je krijgt antwoord + het woord komt in de lijst te staan.
Meer weten over de betekenis van een moeilijk woord in de Bijbel?
Klik op dat oranje woord hieronder.
Vind hieronder het moeilijke woord!
Let wel, soms kun je een moeilijk woord in de Bijbel niet door één enkel woord
vervangen. Dan zijn meerdere woorden nodig om de betekenis ervan weer te
geven. Voorbeeld: het woord 'heilige' (zie hieronder).
* Aanbidden = (zichtbaar) vereren, (zichtbare) verering geven.
* Belijden = erkennen en uitspreken (die twee samen).
* Berouw = inkeer, afkeer, terugkeer van.
* Discipel = leerling.
* Geheiligd = aangenomen en bestemd voor Hem.
* Genade = (onverdiende) gunst.
* Gerechtigheid = daad/daden van recht; het doen van recht.
* Gerechtvaardigd = vrijgesproken.
* Goedertierenheid = kracht (daden) van vergevende goedheid.
* Goedertierenheid = welgezindheid; liefdedaden.
* Heerlijk = verheven, vol glans, vol majesteit, groot.
* Heerlijkheid = verhevenheid, glans, majesteit, grootheid.
* Heerlijkheid = majesteitelijke glans.
* Heil = heelheid, redding, verlossing, heelmaking, volmaakt making.
* Heilig = helemaal (bestemd) voor (God/Jezus).
* Heilig = toegewijd aan (God/Jezus).
* Heilig = toebehorend aan (God/Jezus).
* Heilige = iemand die geheel voor God/Jezus bestemd is, aan Hem
toebehoort.
* Heilige = gelovige; toegewijde.
* Heiligen = toewijden.
* Heiligen = geheel voor Hem worden/maken; voor God bestemmen.
* Heiligen = heilig maken.
* Heiligheid = toewijding; toegewijd-zijn.
* Heiligheid = (het) geheel-voor-God-bestemd-zijn;
(het) aan-God-toebehoren.
* Heiligheid = eenheid met God.
* Hoorn = naam; eer; aanzien.
* Kennen = deel hebben aan, een persoonlijke relatie hebben met...
* Recht: hiervoor is geen vervangend woord.
* Rechtvaardigen = vrijspreken.
* Tucht = opvoeding, correctie.
* Tuchtigen = opvoeden, corrigeren.
* Uitverkiezing = roeping en bestemming voor Gods Koninkrijk.
* Uitverkoren = geroepen en bestemd voor Gods Koninkrijk.
* Vergeven = kwijtschelden; niet toerekenen.
* Vrezen = eerbiedigen, luisteren naar, eerbied bewijzen, aanbidden,
geloven, gehoorzamen (dit alles tezamen).
* Vreze des HEREN = God eerbiedigen, enzovoort. Zie bij 'vrezen'.
* Welgevallen = genoegen, goedkeuring.
* Welgevallig zijn = tot genoegen, tot vreugde zijn.
* God welgevallig zijn = tot Gods tevredenheid, genoegen, plezier,
vreugde zijn.
* Zonde = kwaad (de zonde = het kwade; een zonde = een kwaad).
* Zondigen = kwaad doen.