We kennen het verhaal. Een wetgeleerde probeerde aan Jezus een uitspraak te ontlokken, op grond waarvan hij hem zou kunnen aanklagen. Een uitspraak die iets anders zou zeggen dan de Wet van Mozes. Hij vroeg: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? (1)
Nu, wij weten dat wie in Jezus gelooft, eeuwig leven heeft. Dat zegt Hijzelf. (2) De Wet zegt het echter anders. En daarop wilde de wetgeleerde Jezus pakken. Maar Jezus doorzag hem en stelde hem een wedervraag: Wat staat er in de Wet? De wetgeleerde lepelde dat op. ‘Prima,’ zei Jezus, doe dat en je zult leven! (3)
Ja, maar dat was niet de bedoeling. Nu leek het net, alsof hij, de wetgeleerde, zich door Jezus de wet wilde laten uitleggen. Dus hij stelde snel een slimme vraag: En wie ís mijn naaste? (4) Tja, over die vraag was en is al meer gediscussieerd! Wat zou Jezus daarvan zeggen?
Zijn eigen rijdier
Toen vertelde Jezus de beroemde gelijkenis van de Samaritaan, die zijn leven waagde voor een man die door rovers was overvallen en door hen was mishandeld en uitgeschud (zie Lucas 10:25-37).
Terwijl die arme man daar langs de weg lag te sterven, kwamen eerst degenen langs, van wie je mocht verwachten, dat ze de Wet van Mozes kenden, een priester en een Leviet. Zij moesten weten wat barmhartigheid is. (5) Maar... ze lieten het afweten. De Wet werkte bij hen niet. Ze deden net of ze hem niet zagen.
Toen kwam er een Samaritaan langs. Helaas, van hem behoefde hij niets te verwachten. Een Samaritaan kende immers de wet niet. Maar dat pakte anders uit. In hem klopte een hart! Hij kon niet zomaar voorbijgaan, toen hij die man daar zag liggen, zo zwaar gewond en stervend. Hij werd, zei Jezus, met ontferming bewogen. (6) De toestand van die man raakte hem.
Ondanks het gevaar van de rovers, ging hij naar hem toe, verzorgde hem en verbond zijn wonden. Vervolgens zette hij hem op zijn eigen rijdier - het rijdier van zijn liefde - en vervoerde hem naar een herberg, een veilige plaats, waar mensen in liefde verder voor hem konden zorgen - namens hem.
Die rover
Wie was deze man, deze Samaritaan, eigenlijk? Wie beeldde Jezus hier uit? Want wat in dit verhaal gebeurde, was wat Jezus zelf op dat moment bezig was te doen. Wij waren - of zijn - kapot door de zonde en door alles wat we hebben meegemaakt. Velen van ons liggen langs de weg van dit leven. Sommigen van ons kunnen niet verder.
Maar daar komt Jezus! Door de mensen dikwijls niet aanvaard, zelfs uitgescholden en voor ‘Samaritaan’ uitgemaakt! (7) Het rijdier van zijn liefde heeft Hem naar de aarde gebracht. Hij is afgestapt uit de hemel en naar ons toe gekomen. Hij heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen voor onze zonden en de gevolgen ervan. Hij heeft ervoor geleden en is ervoor aan het kruis gestorven. En door zijn striemen is ons genezing geschonken, zegt Jesaja. (8)
Nu biedt Hij ons vergeving aan en redding uit onze verloren toestand. En ook reiniging en verlossing van wat die rover-vanaf-het-begin, de satan, bij ons heeft aangericht. (9)
Vergoeden
Vervolgens brengt Hij ons - gedragen door zijn liefde - naar een plaats waar wij verder kunnen genezen en herstellen, ook innerlijk. Een plaats, dichtbij Gods hart. Een plaats waar mensen gemotiveerd en bewogen worden door diezelfde liefde, Gods liefde in hen. Die liefde die ook in Jezus’ hart is.
Als gemeente van Jezus Christus, als zijn discipelen, mogen wij samen vandaag die herberg zijn. Bij ons mag ieder die dat nodig heeft, de warmte, de hulp en de genezing vinden die nodig zijn. En als de ‘Samaritaan’ - Jezus - terugkomt, zal Hij degenen die namens Hem deze liefde hebben uitgedeeld, hun de offers vergoeden die hun dat heeft gekost. Hij zal hen belonen (10).
Maar het verhaal is nog niet af!
Twee praktische vragen
Aan het einde ervan stelde Jezus de wetgeleerde de vraag: ‘Wat denkt u ervan - wie van deze drie is de naaste geweest van degene die in handen van de rovers was gevallen?’ (11)
Hé, merkwaardig! Jezus vroeg niet: ‘Wie was de naaste van de Samaritaan?’ maar: ‘Wie was de naaste van die stervende man?’ Zo zijn we niet gewend om het te bekijken. Hier vallen de meeste discussies stil. En nog iets: Hij vroeg: ‘Wie is de naaste gewéést?’ Met andere woorden, wie heeft uit zijn daden laten blijken, een naaste te zijn voor die man? Dus, of je een naaste bent, blijkt uit je daden!
Dit plaatst ons voor twee praktische vragen. Allereerst: ‘Ben ik een naaste voor iemand? Ligt er bij mij iemand langs de weg en wat doe ik voor hem of haar?’ Die vraag geeft veel om over na te denken.
Maar de tweede vraag zegt het omgekeerde: ‘Heb ik iemand die míjn naaste is?’ En heb ik zo iemand nodig?
Vlakbij
Ik ken het antwoord! Ja, ik heb zo iemand nodig. En mijn naaste is degene die in de gelijkenis als Samaritaan wordt afgebeeld: Jezus! Hij is gebléken mijn naaste te zijn. En dat zal nooit meer veranderen. Hij zal dat voor mij zijn tot in alle eeuwigheid!
Want Hij brengt mij thuis. Hij komt namelijk terug, zoals de Samaritaan in het verhaal beloofde. En ik zal mijn Naaste, mijn Weldoener zien! (12) Ik zal met Hem mee mogen gaan. (13) Ik dank Hem nu al voor wat Hij voor mij heeft gedaan, maar dan waarschijnlijk nog veel meer. Want dan zal ik pas ten volle zien wie Hij is en wat Hij voor mij heeft gedaan. (14)
Nou, en mocht je, net als ik, ook last van (geestelijke) rovers gehad hebben of dat nog steeds hebben, rovers die je ontkleed en geslagen en uitgeschud hebben, weet dan dat de ‘Samaritaan’ vlakbij is. En dat Hij zegt: Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. (15)
Al onze pijn en verdriet mogen we Hem zeggen, maar ook onze zonde. Als we dat doen, zullen we merken hoe Hij komt met de olie en wijn van zijn liefde, vergeving en genezing. Want ook dát laat Jezus ons door dit verhaal heen weten. En nog iets!
In evenwicht
Want elke keer opnieuw, dat ik verslagen langs de weg lig, mag ik weten dat Hij dichtbij is, altijd op weg en klaar om mij te ondersteunen en mij tot herstel te brengen. (16) En ook als er geen herberg ter beschikking is die mij kan ontvangen, zal Hij door de kracht van zijn liefde mij dragen naar een omgeving, een plek - dichtbij of ver weg - waar zijn troost mij kan bereiken, waar ik kan herstellen. Naar een moment of gebeurtenis die mij tot rust laat komen, in evenwicht brengt. (17)
|
Uit de Bijbel:
(1) Lucas 10:25.
En zie, een wetgeleerde stond op om Jezus te verzoeken (= om Hem een uitspraak te ontlokken, op grond waarvan Hij kon worden aangeklaagd voor de Joodse religieuze rechtbank - AvdS) en zei: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?
(2) Johannes 3:36a.
Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven.
(3) Lucas 10:26-28.
En Hij zei tot hem: Wat staat in de wet geschreven? ... En Hij zei tot hem: Gij hebt juist geantwoord; doe dat en gij zult leven.
(4) Lucas 10:29.
Maar hij wilde zich rechtvaardigen en zei tot Jezus: En wie is mijn naaste?
(5) Matteüs 9:13.
Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande, ...
Zacharia 7:9.
Zo zegt de HEER van de heerscharen: ... bewijst elkander liefde en barmhartigheid.
(6) Lucas 10:33.
Doch een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn nabijheid, en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen.
(7) Johannes 8:48.
De Joden ... zeiden tot Hem: Zeggen wij niet terecht, dat U een Samaritaan bent en bezeten bent?
(8) Jesaja 53:5.
... de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.
(9) Johannes 8:44.
Jullie hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van jullie vader doen. Die was een mensenmoorder (en rover - AvdS) vanaf het begin ...
(10) Lucas 10:35.
... Verzorg hem en mocht u meer kosten hebben, dan zal ik ze u vergoeden, op mijn terugreis.
Openbaring 22:12.
Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een
ieder te vergelden, naardat zijn werk is.
(11) Lucas 10:36.
Wie van deze drie vindt u, dat de naaste geweest is van de man, die in handen van de rovers was gevallen?
(12) 1 Johannes 3:2.
... (maar) wij weten, dat, als Hij (= Jezus - AvdS) zal geopenbaard zijn (= als Hij terug is gekomen - AvdS), wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.
(13) 1 Tessalonicenzen 4:17.
Daarna zullen wij, ... in een oogwenk weggevoerd worden, de Heer tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Heer wezen.
(14) 1 Korintiërs 13:12.
Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben.
(15) Matteüs 11:28.
Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.
(16) Jesaja 50:4a, 8a.
De Heer HEER heeft mij (= Jezus - AvdS) als een leerling leren spreken om met het woord de moede te kunnen ondersteunen.
Hij is nabij, die mij recht verschaft.
(17) Hebreeën 13:5.
... Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten (lees ook wat God zegt door Deuteronomium 31:8).
|